De ene wilde een wereldreis maken. De andere was net met een kleine business gestart. Een derde wilde trouwen. Een vierde zou zijn pasgeborene feestelijk laten opnemen in hun grote clan. Een vijfde wilde zijn oude vader een groot afscheid geven, zijn leven waardig. Een zesde wilde een niet zo dringende operatie laten doen die zijn leven kon verbeteren. Een ander had kanker, maar ach, dat was geen corona. Kinderen wilden op kamp, leren wat het leven is. Baby’s wilden gezichten leren herkennen. Theatermakers statements maken, of ons eens goed laten lachen. Cafébazen wilden troostelozen nog eentje kunnen geven. En wij, wij hoopten een zieke vriendin in het buitenland fysiek te mogen bijstaan.
Daar zitten we dan, al meer dan een jaar in wachtmodus. Letterlijk. On hold. Ik probeer nog steeds te begrijpen hoe het zover is kunnen komen.
We zijn allemaal tegengehouden. Waarom toch? Daar zitten we dan, al meer dan een jaar in wachtmodus. Letterlijk. On hold. Ik probeer nog steeds te begrijpen hoe het zover is kunnen komen, maar ik kan er niet helemaal bij. Natuurlijk weet ik wat er aan de hand is, dat vertellen de media me trouwens elke dag. A volonté. Als ik het nu nog niet weet, dan heb ik onder een steen gelegen. Ik ben een zinnig mens, ik zie ook wel dat we een probleem hebben. Er doet een virus de ronde en als overheid moet je iets ondernemen. En ik weet ook dat oplossingen vinden niet makkelijk is. En dat leiders ook maar hun best doen, thank god.
En toch lijkt het niet afdoend. Hoe hard radio, tv, internet en luidsprekers in winkels of pancartes overal – maar dan ook overal – me ervan proberen te overtuigen. Er mist een aspect. Ik mis iets. Iets wezenlijks.
Ik mis iets. Iets wat overstijgend is. Iets wat tegenstellingen verenigt. Iets wat en-en denkt, en niet of-of.
Iets overstijgends. Iets wat vérder denkt dan het hier en nu. Iets wat tegenstellingen verenigt. Iets wat en-en denkt, en niet of-of. Iets wat leven en dood in één adem durft te vernoemen. Iets wat niet bang is voor tegenstellingen en schaduwen. Iets wat blijvend vragen durft te stellen, hoe oncomfortabel ook. Noem het moed, noem het wijsheid, noem het een volgende stap in ons mens-zijn. Iets wat ziet dat door hoopvol te staren naar het ene, we het andere over het hoofd zien. En dat dat gevolgen heeft.
Ik mis datgene wat mijn ouders me 55 jaar lang geleerd hebben te doen. De situatie bevragen, vele kanten van een medaille bekijken, nuanceren, het midden zoeken, menselijk zijn, mijn hart volgen, mijn verstand erbij houden, kunnen erkennen als je fout zit of iets geleerd hebt, jezelf kunnen corrigeren, een nieuwe weg zoeken. En praten, rond de tafel zitten. Zolang je kan praten en naar elkaar kan luisteren, komt alles goed.
Ik mis dat alles gezegd kan worden, zonder dat je hoofd eraf moet. Ik mis belangrijke vragen in het publieke debat. Niet beschuldigend, maar gewoon, als vraag. Waarom hebben we niet massaal geïnvesteerd in zorg en ziekenhuizen, als de pandemie zo voorspelbaar was? Waarom hebben we het woord preventie niet in alle talen verbogen? Waarom praat niemand over de grotere context waarin virussen ontstaan en die we moeten aanpakken, willen we toekomstige drama's vermijden? Waarom geloven we meer in één oplossing dan in een veelheid aan oplossingen? Waarom zetten we eenzijdig in op controle, en niet op draagkracht? En dan bedoel ik niet het soort uithoudingsvermogen dat nu van ons gevraagd wordt, het op de tippen lopen tot het over is. Maar echte draagkracht die aardend is, iets wat je voelt in je benen en bekken. Iets wat stabiliteit en rust geeft, ondanks alles. Iets waarin we elkaar actief te begeleiden hebben, net nu. Zoveel zaken waar niemand over praat. Alsof je met een suggestie de hele aanpak in vraag stelt. ‘We kunnen mensen toch niet zomaar laten sterven?’ Nee, niet zomaar. Juist niet zomaar. Maar bewust. Met aandacht voor wat sterven inhoudt. Met aanwezigheid van geliefden, en het liefst van mensen die niet bang zijn voor de dood. Met meer filosofische ondersteuning, meer zoektocht naar zinvol leven en zinvol sterven.
Ik mis dat we het publiekelijk mogen hebben over de mogelijke zin van dit alles.
Ja, ik mis dat we het publiekelijk mogen hebben over de mogelijke zin van dit alles. We misten al zingeving voor corona, zoveel deskundigen gaven aan hoe het gebrek aan zin oorzaak was van groeiend ongemak. In coronatijden lijkt alsof we het woord helemaal hebben begraven.
Ik mis dat we iets verder vooruit mogen kijken. Ook al is dat niet comfortabel. We houden met z'n allen vast aan de hoop dat het straks voorbij zal zijn. Nog even. Nog even. Nog even. Het konijn dat achter een wortel aanloopt. Ook ik hoop echt-oprecht dat het straks voorbij mag zijn. Maar als ik naar het grotere plaatje kijk, dan kan ik mezelf niet helemaal geruststellen. Want na een virus komt een ander. Na een gezondheidscrisis komt een economische. En een psychische. En een financiële. En een ecologische. Dat hoeft geen apocalyptisch drama te zijn, zoals corona ook niet het einde van de wereld hoeft te zijn. Maar mogen we de ruimere context nog plaatsen waarin we leven? Hebben we de moed nog om dat te doen? Durven we het heden nog te verhouden tot de nabije toekomst? En dat mee te nemen in de beslissingen die we nemen?
Wordt dit ons antwoord op elke vorm van tegenslag? Is dit hoe we op alle komende problemen gaan reageren?
Ik mis dat we onszelf de vraag mogen stellen, nu we nog in een betrekkelijk milde situatie zitten: is dit ons antwoord in de toekomst op elke vorm van tegenslag? Is dit hoe we op alle komende problemen gaan reageren? De situatie bestempelen als vijand, die we hardnekkig moeten proberen buiten te houden? Een eenzijdig narratief houden? Mensen technologisch controleren, in digitale vakjes steken, toelatingspaspoorten geven voor dit en voor dat, en ons laten meenemen in een wedloop met de buurlanden – als strevende jongetjes in een klas – zodat we nauwelijks nog voor onszelf durven denken?
Of kunnen we deze coronasituatie ook aanwenden om te leren het echte leven aan te kunnen? Kunnen we ons ook trainen in humane solidariteit, zonder elkaar met schuldgevoelens op te zadelen die ons verdelen in plaats van te verbinden? Kunnen we ook leren investeren in levende en ja, complexere maar fundamentelere oplossingen? Kunnen we elkaar ook helpen om niet elke moeilijkheid te zien als een groot onrecht, een grote oorlog die we moeten bestrijden? Maar het te zien als Het Leven zoals het is. En als De Wereld zoals we hem nu eenmaal samen gemaakt hebben?
En kunnen we ons ook de vraag stellen wat we er nu van willen maken? Hoe zie jij de wereld over 10 jaar? Niemand die zich die vraag stelt, terwijl we nu sjablonen aan het smeden zijn voor dan. Ik zit te wachten op de eerste minister die oprecht vraagt: mensen, er moet een andere manier zijn. Help me. Geef ideeën. Misschien niet voor deze crisis, maar voor de volgende. Want het is niet omdat we dit probleem nu zo aanpakken, dat het straks niet ook anders kan. Ik ben er zeker van dat er een explosie aan ideeën zou komen, een waar volksfeest van inspiratie. Volledig coronaproof zelfs, want als we écht begrijpen waarom, kunnen we veel.
Kunnen we het leven weer omarmen, in al haar aspecten? Kunnen we beseffen dat door de dood zo hartstochtelijk te vrezen we zoveel andere dingen laten sterven? Waardoor het op den duur niet makkelijker wordt, maar juist ingewikkelder. Waardoor we niet weerbaarder worden, maar juist minder weerbaar. Waardoor we onze vergankelijkheid uiteindelijk toch in de ogen zullen moeten kijken, maar misschien niet meer via een klein beestje, maar via een of ander veelkoppig monster?
Ik weet dat het kan. Ik weet dat we het in ons hebben om dat te kunnen. Hoe ongemakkelijk het ook voelt. Ook de buitenlandse vriendin die we wilden bijstaan, kijkt op dit moment de dood in de ogen. De beenmergkanker woedt in haar lijf. En toch heb ik haar nog nooit horen zeggen dat ze bang is voor corona. Ze wil zo graag dat we tot bij haar geraken, we whatsappen bijna elke dag. Maar als ik zie hoe waardig zij dit draagt, hoe moedig en liefdevol zij naar alles kan blijven kijken, dan geloof ik weer in de mens. De moedige mens. De vertrouwende mens. De wijze mens. De mens die door heeft dat er veel meer op aarde is dan Netflix en Zalando. Of corona, for that matter. Die door heeft dat er een groter plaatje is. En dat het leven vooral geleefd wil worden, en de hemel begrepen, en de aarde gekoesterd. En dat mensen elkaar willen voelen, en voeden, en dragen en begeesteren. Tot het einde.
Ik mis dat mijn wijze vader deze woorden zou lezen. En dat we samen zoals oudsher zouden filosoferen. En dat hij zou knipogen, zoals hij zo vaak deed, de weken voor zijn dood: 'Et nous voilà tous en confinement. On est tous des cons, finalement.'
(En terwijl ik dit schrijf, zingt Silje Nergaard toevallig What a Wonderful World. Thank you Spotify, voor de grote reminder. Armstrong wist het wel. Als je wat afstand kan nemen, dan zie je beter. Wat gaat het van ons vragen om onze blik te verbreden? Moeten we daarvoor echt eerst to the dark side of the moon – and back?)
コメント